Alter Échosr
Regard critique · Justice sociale

Archives

Incubatiecentra en activiteitencoöperatieven, twee banenscheppende initiatieven

De stap van werkzoekende naar zelfstandige is voortaan een stuk veiliger dankzij de incubatiecentra voor kleine ondernemingen en de activiteitencoöperatieven. Beide banenscheppendeinitiatieven zagen het daglicht in Frankrijk en werden als experiment in Vlaanderen en Wallonië geïntroduceerd.

27-07-2005 Alter Échos n° 162

De stap van werkzoekende naar zelfstandige is voortaan een stuk veiliger dankzij de incubatiecentra voor kleine ondernemingen en de activiteitencoöperatieven. Beide banenscheppendeinitiatieven zagen het daglicht in Frankrijk en werden als experiment in Vlaanderen en Wallonië geïntroduceerd.

De incubatiecentra

Omdat er nog steeds geen decreet is dat voor de nodige erkenning en financiering vanwege de overheid zorgt, zitten de drie Waalse incubatiecentra nog steeds in de projectfase. Het Luikseondernemingsloket Job’In1 lanceerde reeds op 26 april 2001 zijn eerste pilootproject rond ‘incubatiecentra voor kleine ondernemingen’. In nauwe samenwerking met zeven lokaleontwikkelingsagentschappen startte Mirec van Charleroi eind 2001 een gelijkaardig project op onder de naam Sace2 (Système d’accompagnement à la créationd’entreprises). Créa-Job3 ging van start in december 2002. Ze willen de activiteit van werkzoekenden met een ondernemingsplan in een reële context evalueren zonder sociale offinanciële risico’s. Langdurig werklozen, sociale steuntrekkers en mensen zonder statuut krijgen voorrang. Concreet oefent de kandidaat zijn activiteit uit binnen de juridische structuurvan het incubatiecentrum (vzw) en blijft hij genieten van alle sociale uitkeringen (werkloosheidsuitkering, leefloon) en een startersbeurs waarmee de eerste investeringen gefinancierd kunnen worden.Het initiatief biedt ook ruimte voor een opleidings- en opvolgingsprogramma van de kandidaat die bovendien kan beschikken over gemeenschappelijke logistieke middelen.

Job’in: symbolisch pilootproject

Bij Job’In is dit project tot stand gekomen na een meer dan vijf jaar lange ervaring met de begeleiding en opleiding van personen met een ondernemingsidee die hun activiteit wildenuitoefenen onder een zelfstandigenstatuut. Het oorspronkelijke idee komt echter uit Frankrijk: l’Espace Boutique de Gestion in Valenciennes past deze formule al enkele jaren met succes toe.Overal komt men tot dezelfde vaststelling: ook al behaalt de aanpak van de ondernemingsloketten bemoedigende resultaten bij een economisch zwakker publiek, toch stelt men vast dat er nog heel watbelemmeringen zijn voor de aspirant zelfstandige ondernemer. Dat gaat ook op voor Job’In. Terwijl 10% van de kandidaten bij een eerste advies en 33% van de begeleide kandidaten hun projecthebben kunnen verwezenlijken, verliezen vele anderen ondanks de levensvatbaarheid van hun project de moed.

De belemmeringen zijn vooral te wijten aan de risico’s waarmee de kandidaat-ondernemers af te rekenen krijgt:

> sociaal risico: het ‘beschermd’ statuut van sociaal uitkeringsgerechtigde inruilen voor een zelfstandigenstatuut dat veel dwingender en sociaal minder gunstig is;

> risico voor het gezin: de noodzaak om inkomsten te genereren vanaf de start remt kandidaten zonder andere inkomsten binnen het gezin af;

> financieel risico: ondanks de ontwikkeling van alternatieve financieringsmiddelen (startlening, solidaire lening, Rosetta-lening voor zelfstandigen, MC2 microkrediet,…). isautomatische toegang tot deze leningen echter niet gewaarborgd, en ook de vrees om zich heel wat schulden op de hals te halen blijft een ontmoedigende factor.

Het juridisch kader

Het incubatiecentrum vormt een aparte entiteit binnen de vzw Job’In. De keuze van deze juridische verenigingsvorm hangt samen met de eigen doelstellingen van het incubatiecentrum: er is geenwinstoogmerk. De commerciële activiteiten die de begunstigden ontplooien vloeien voort uit hun vorming en zijn dus een middel om het sociaal doel te realiseren. « Het project richt zich opwerkzoekenden die zelf geen kapitaal bezitten en op geen enkele financiële steun kunnen rekenen, ver-klaart Fabienne Mathot, directrice van Job’In. Tijdens hun verblijf in hetincubatiecentrum krijgen zij geen enkel beroepsinkomen voor de activiteit die ze ontplooien. Om iedereen gelijke kansen te bieden is de toegang tot dit initiatief bovendien gratis. »

Inzake het juridisch statuut van de begunstigden is er een duidelijk verschil met het Franse initiatief. In de Franse incubatiecentra zijn er immers twee verschillende statuten: het statuut van deloontrekkende en dat van stagiair in opleiding. De drie Waalse incubatiecentra hebben de eerste mogelijkheid verworpen, en wel om drie redenen.

> het statuut van loontrekkende is geen voorbereiding op het zelfstandigenstatuut, noch op sociaal vlak, noch inzake werkreglementering;

> de verscheidenheid aan mogelijke beroepen zou de vzw aan te veel verschillende paritaire comités onderwerpen met een heleboel beperkingen (barema’s,…) waardoor dearbeidsomstandigheden onmogelijk op elkaar afgestemd zouden kunnen worden;

> de kosten voor de sociale lasten voor iedere loontrekkende zouden gedekt moeten worden door de activiteit die de loontrekkende uitoefent, een systeem dat niet te rijmen valt met de wil om hetinitiatief aan te bieden aan een risicopubliek en te gebruiken voor risicoactiviteiten.

De keuze van het statuut van stagiair in opleiding maakt in die zin een duidelijk onderscheid tussen de incubatiecentra en de ermee verwante activiteitencoöperatieven (cf. infra) die eenstatuut van tijdelijk werknemer aan haar ondernemers aanbieden.

De opleiding

In het kader van een overeenkomst met Forem (Waals VDAB) (artikel 6) kunnen de vzw en de begunstigde een contract voor een beroepsopleiding sluiten. Tijdens de periode in het incubatiecentrum, diekan variëren tussen zes maanden (een proefperiode van 3 maanden en een periode van zelfstandigheid van 3 maanden) tot een jaar (als de doelstellingen niet gehaald worden en een bijkomendeevaluatie volgt) behoudt de drager van het project zijn sociale rechten, is hij vrijgesteld van stempelcontrole en blijft hij verzekerd voor burgerlijke aansprakelijkheid en ongevallen. Iedereactiviteit wordt uitgeoefend binnen het juridische statuut van de vzw: facturatie, BTW, bijzondere reglementering. De stagiairs mogen onder geen enkel beding beroepsinkomsten halen uit hunactiviteit, en iedere commerciële handeling moet door de vzw gecontroleerd worden.

De beroepsopleiding hangt af van de activiteit van ieder project (beheer, productie, marketing, verkoop) en maakt het voorwerp uit van een werkschema dat iedere week wordt geëvalueerd. Hettheoretisch gedeelte van de opleiding wordt opgedeeld in een aantal thema’s: marketingstrategie, boekhouding en administratie, financieel beheer, informatica, sociaal recht, handelsrecht,fiscaliteit, financiering en overheidssteun, exploitatieverzekering. Er bestaan ook gemeenschappelijke opleidingen. Iedere week organiseert een adviseur van Job’In een seminarie. Het gaat ominteractieve sessies waarin de lesgever de theoretische uitleg geeft en iedere stagiair met een situatie confronteert waarin hij beslissingen moet nemen over uiteenlopende domeinen zoals boekhouding,administratie, financiën en verkoop.

Het financieel kader

Bij zijn start in het incubatiecentrum ontvangt de stagiair naast zijn sociale uitkering één euro bruto voor ieder uur opleiding dat hij heeft gevolgd evenals eenverplaatsingsvergoeding. In functie van zijn behoeften ontvangt hij een startersbeurs van maximum 5.000 euro. Met die beurs worden de eerste exploitatiekosten (publiciteit, materiaal,werkinstrumenten, voorraad, telefoonkosten,…) gefinancierd. Het gaat om een voorschot dat achteraf gerecupereerd wordt op basis van de omzet die de stagiair realiseert. « Voor 80% van dedossiers is die volle 5.000 euro niet nodig, over het algemeen schommelen de projecten tussen de 2.000 en 4.500 euro », verklaart Noël Lassoie, die verantwoordelijk is voor hetSace-project. Als het initiatief mislukt, wordt de beurs niet gerecupereerd en blijft de stagiair vrij van schulden. Hij wordt dan doorverwezen naar de partnerorganisaties (Forem, CarrefourFormation,…).

Ingeval de test en de overgang naar het zelfstandigenstatuut lukken, heeft de stagiair een maand lang tijd om de startersformaliteiten in orde te brengen (inschrijving in het handelsregister, bijde BTW-administratie, aansluiting bij een sociale kas,…). Na de controle van die verschillende stappen, draagt de vzw de activa en passiva (materiaal, uitrusting, voorraad, eventuelevoordelen) over die het voorwerp uitmaken van een wederzijdse overeenkomst van overdracht; « Die inbreng maakt het voorwerp uit van een fiscale fiche », verklaart Fabienne Mathot. Dankzijde overdracht be-schikt de kandidaat over een eigen vermogen dat hij rechtstreeks kan investeren in zijn bedrijf en dat hem tevens gemakkelijker aan kredieten zal helpen. Die overdracht van de winstzorgt er mee voor dat zwartwerk tijdens de incubatieperiode wordt vermeden.» De overdracht van activa/passiva na afloop van de incubatieperiode is onderworpen aan de personenbelasting.

Om na afloop over de nodige financiële middelen te beschikken, kunnen de ondernemers rekenen op steun van de partners van Job’In: het Participatiefonds (Job’In is een erkendpartner voor de starterslening, de Rosetta-lening voor zelfstandigen en de solidaire lening voor bijstand voor en na het opstarten), Crédal (kredietcoöperatieve) en de banken.
De drie incubatiecentra kunnen ook rekenen op de financiële steun van het Waalse Gewest en het Europees Sociaal Fonds in het kader van de Equal tot eind 2004. De Koning Boudewijnstichting en deCera Foundation hebben ook hun financiële steun toegezegd aan het opstarten van het project en financieren mee de beurzen.

Enkele resultaten

Op twee en een half jaar tijd werden er in de schoot van het incubatiecentrum 39 kleine ondernemingen of handelszaken opgericht. 33 kandidaten voltooiden hun opleiding en 25 onder hen hebben huneigen bedrijfje opgericht; dat komt neer op een slaagpercentage van 76%. Ook bij de twee andere Waalse incubatiecentra, Sace en Créa-Job4, zijn ze erg tevreden. Bij Sace zijn op dit ogenblik18 ondernemers in opleiding, terwijl er bij Créa-Job, het jongste van de drie incubatiecentra, twee ondernemers zijn afgezwaaid die beide hun eigen bedrijf leiden, zes anderen worden sindsjanuari 2004 begeleid.

Voor Eric Froidcoeur, directeur van Créa-Job dat het arrondissement Huy-Waremme be-strijkt, heeft het initiatief duidelijk zijn nut bewezen. Toch kunnen een aantal zaken nog verbeterdworden, zoals een begeleiding na het opstarten: « Op dit ogenblik richten we ons op het ondernemingsloket van Job’In, maar we gaan ook meer bedrijven of gepensioneerde zelfstandigenaanspreken om de kandidaten op te volgen. We zullen die begeleiding na het opstarten wel moeten opnemen in het incubatieproject. » Het initiatief zou uit de pilootfase moeten raken. Het lijkterop dat een voorstel van decreet omtrent dit project op de agenda van de volgende Waalse Minister van Werkgelegenheid zal belanden.

De activiteitencoöperatieven

Als pionier op het vlak van activiteitencoöperatieven in België, heeft Azimut5 er al enkele jaren opzitten. De coöperatieve werd opgericht in november 1999 en opende haar deurenvoor de eerste ondernemers in september 2001. Het was in Lyon bij het incubatiebedrijf Cap-Services dat Jean-François Coutelier en Benoît Smets, de oprichters van Azimut hun idee van eenactiviteitencoöperatieve ontwikkelden. Dit idee kan als volgt samengevat worden: de overgang mogelijk maken van het statuut van werkloze naar het statuut van ondernemer. Alle zaken op menselijk,statutair, juridisch, commercieel,… vlak moeten gewaarborgd worden opdat zij die de stap wagen niet aan de leeuwen gevoerd worden. Toch is enige nuancering hier op zijn plaats. Als allesvoorzien is, moet er niets meer gedaan worden. Cap Services weigert systematisch om de ondernemer in de rol van bijstandstrekker te plaatsen. De eerste doelstelling van Azimut is er dus voor tezorgen dat een aantal obstakels die de oprichting van een bedrijf in de weg staan opgeheven worden, en dat werklozen in een reële context kunnen experimenteren met hun project, en met zo weinigmogelijk risico’s die inherent zijn aan het opstarten van een activiteit.

De Coöperatieve houdt zich hoofdzakelijk bezig met diensten en ambachten en stelt enkel grenzen op het vlak van de toegang tot het beroep (vereiste om toe te treden tot de coöperatieve),beroepskennis en een geringe basisinvestering. Activiteiten die de verzekering niet dekt of die de cliënt een tienjarige verzekering of waarborg aanbieden, zijn op voorhand uitgesloten.

Werking van de begeleiding

In tegenstelling tot andere begeleidingsinitiatieven bij het opstarten van een onderneming – zoals in geval van de incubatiecentra – wordt er niet gewerkt met een ondernemingsplan. Voor deinitiatiefnemers bestaat er geen goed of slecht project, enkel projecten waar klanten voor te vinden zijn en andere waarvoor geen klanten te vinden zijn. De begeleiding is hoofdzakelijk gericht ophet zoeken naar klanten, met als tweede prioriteit het beheersen van de managementinstrumenten. Jean-François Coutelier, afgevaardigd bestuurder van Azimut, wijst er hier nog eens op dat hetook hier niet de bedoeling is om te assisteren: « Het is een relatie van ondernemer tot ondernemer. »

De originaliteit van de formule schuilt echter in de coöperatieve aanpak – het statuut van de coöperatieve is een meerwaarde en geen noodzaak. De kandidaat-ondernemer wordt immerseen volwaardig loontrekkende van Azimut. « Wat de boekhouding betreft, gaan alle facturen (klanten en leveranciers) via de coöperatieve », verklaart Jean-François Coutelier.« De factuur wordt opgemaakt op naam van de ondernemer, maar het facturatiecentrum blijft de coöperatieve. Maandelijks wordt er voor iedere ondernemer een boek-houdkundig overzicht(rekeningen en balans) opgemaakt. Er gaat geen euro buiten die niet voordien is binnengekomen. » De boekhouddienst, het secretariaat en de begeleiding worden gedeeltelijk gefinancierd door eenvoorheffing van 10% op de omzet (brutomarge) van de ondernemer. Naarmate zijn omzet groeit, zal de voorheffing van 10% hem aanzetten om op eigen kracht verder te gaan. Bij het verlaten van decoöperatieve kan er met de banken worden onderhandeld op basis van de reële cijfers en niet op basis van hypothesen.
Bovendien biedt Azimut « de mogelijkheid van workshops op maat, en is er ook een maandelijkse vergadering met de ondernemers, kwestie van ervaringen uit te wisselen en, wie weet, zelfspartnerschappen aan te gaan ».

Welk statuut krijgt de ondernemer?

Het moeilijke van zo’n onderneming ligt – u raadt het al – bij het statuut dat aan de kandidaat-ondernemers wordt toegekend: Het moet een statuut zijn dat toelaat om « teproberen of het gaat ». Het progressieve inkomen is gekoppeld aan de evolutie van de activiteit, de werkloosheidsuitkering blijft behouden, maar wordt afgetrokken van de bedrijfsinkomsten. Metdat statuut kan men snel uit het initiatief stappen en in geval van mislukking terugvallen op het oorspronkelijke statuut, meestal dat van werkzoekende of bestaansminimumtrekker6. Er moest dus eenjaarlijks hernieuwbaar kader voor experimenten worden uitgewerkt. In een circulaire liet Laurette Onkelinx, destijds Minister van Werkgelegenheid, in een voorlopig kader toe dat met de goedkeuringvan de Arbeidsinspectie en de RVA het statuut van bezoldigde ondernemer toegekend kon worden aan de werkzoekende aspirant bij zijn toetreding tot de activiteitencoöperatieve. Hier dientopgemerkt te worden dat de federale regering zich geengageerd heeft op de tewerkstellingsconferentie een wettelijk kader uit te werken voor het statuut van gesalarieerd ondernemer. Net zoals inFrankrijk wordt de ondernemer deeltijds bezoldigd in verhouding tot de inkomsten die uit zijn activiteit voortvloeien (aanvankelijk met een minimum van 1/3 van de werkweek, maar mettertijd werden datminimum 4 uur per week, zodat men niet al te snel een aanzienlijke omzet hoeft te realiseren).

De accreditering van de activiteitencoöperatieven gebeurt door de Federale Minister van Werk. De duur van deze test in een reële context is beperkt tot een jaar. Het team van Azimut wildat deze termijn herzien wordt. « Een jaar voor kapsters of schoonheidsspecialistes om een cliënteel op te bouwen is eigenlijk te kort », vindt Valérie Galloy,verantwoordelijke voor de boekhouding en van de commerciële en managementbegeleiding bij Azimut. Het zou beter zijn de termijn op te trekken tot 18 maanden…. De ondernemers die er klaarvoor zijn , zouden de coöperatieve dan vroeger kunnen verlaten. Op dit ogenblik bereikt de coöperatieve vooral werklozen, OCMW-steuntrekkers of deeltijds loontrekkenden, gelijkmatigverdeeld over mannen en vrouwen.

Een uitbreiding die vruchten heeft afgeworpen

In 2002 is Azimut nog gegroeid; zo telt het vandaag nog twee andere filialen in Wallonië. Een van die twee filialen is in Doornik gevestigd, het andere in Namen7. Halverwege 2004 zijn er eendertigtal bezoldigde ondernemers aan de slag. De ervaring kent ook verdere uitbreiding. Voormalig federaal Minister van Sociale Economie, Johan Vande Lanotte, kende hiervoor trouwens een subsidie(van 62.000 euro) aan de coöperatieven toe. Zo zag in september 2002 de activiteitencoöperatieve ‘Challenge’8 in Libramont het levenslicht, en werden er eind 2002 twee andereactiviteitencoöperatieven opgericht in Vlaanderen: Take Off in Oostende en Startpunt in Gent. In Brussel is de opening van een nieuwe activiteitencoöperatieve aangekondigd. Decoöperatieven zijn opgenomen in het Belgisch netwerk van activiteitencoöperatieven dat op zijn beurt deel uitmaakt van een Europees netwerk van activiteitencoöperatieven dat nietminder dan 40 coöperatieven telt.Vier sociale economieorganisaties hebben eveneens een ondersteuningsaanvraag voor de oprichting van nieuwe activiteitencoöperatieven ingediend: “DeOvermolen” in Brussel, “De Kempische Brug” in Antwerpen, “Het Regionaal Incubatiecentrum” in Tienen en “Stebo” in Genk. In Vlaanderen verloopt definanciering enigszins anders omdat het de Vlaamse regering is die de subsidies toekent. Startpunt zou bijvoorbeeld tussen mei 2004 en april 2005 100.000 euro krijgen. Een budget dat Filip Monbaliu,bedrijfsadviseur bij Startpunt, ontoereikend vindt. « Wij hebben tot op vandaag zes ondernemers die op eigen krachten draaien, twaalf hebben het statuut van bezoldigd ondernemer, terwijl erbinnenkort nog acht toetreden tot de coöperatieve. Als we 25 ondernemers begeleiden – en daar willen we naartoe – dan zal ons dat 200.000 euro kosten. We hebben slechts tweevoltijdse medewerkers die het merendeel van hun tijd op zoek moeten gaan naar subsidies en daarom te weinig tijd over hebben om zich met de begeleiding van de ondernemers bezig te houden. »Volgens de Walen zijn de Vlaamse activiteitencoöperatieven een heel stuk duurzamer dan in Wallonië… Op termijn hoopt men de Belgische coöperatieven op recurrente wijze tefinancieren. « Een activiteitencoöperatieve kan niet louter op eigen vermogen draaien », verduidelijkt Valérie Galloy. Zij is op zich niet rendabel en zal dus steedsoverheidssubsidies nodig hebben. In Frankrijk bereiken de bedrijfscoöperatieven 50% van het eigen vermogen na vijf of zes jaar. De Minister van Sociale Economie, Bert Anciaux, gaf Febecoop deopdracht om een studie te maken over de duurzaamheid van activiteitencoöperatieven. De resultaten van dit onderzoek worden verwacht in de herfst van 2004.

1. Asbl Job’in, av. Blonden 289 in 4000 Luik, tel: 04 344 06 01, fax: 04 341 01 70, e-mail: jobin@skynet.be, website: http://www.jobin.be
2. Sace krijgt de steun van zeven plaatselijke ontwikkelingsagentschappen (Anderlues, Aiseau-Presles, Chapelle-lez-Herlaimont, Courcelles, Fontaine-l’Évêque, Morlanwez enPont-à-Celles). Mirec bestrijkt de zones zonder plaatselijke ontwikkelingsagentschappen van het stedelijk gebied rond Chaleroi. Contactgegevens: Sace asbl, Chaussée de Charleroi, 95,ZAMI 2/113 in 6060 Gilly, tel: 071 42 22 62, e-mail: sace@skynet.be, website: http://www.sace-asbl.be
3. Créa Job, rue Joseph Wauters, 2 in 4300 Waremme, tel.: 019 33 93 79, fax: 019 32 82 29.
4. We stellen vast dat in het merendeel van de georganiseerde activiteiten zes maanden volstaan voor de lancering van het project. Een bankkrediet na afloop zorgt voor het nodige bedrijfskapitaal. Integenstelling tot Job’In, kan de proefperiode voor Sace en Créa-Job drie maanden tot maximum negen maanden bedragen.
5. Azimut Scrl fs, rue Monceau-Fontaine 42/15 in 6031 Monceau-sur-Sambre, tel.: 071 20 21 80, e-mail: bds@azimut.cc, website: cooperer.be/azimut
6. Personen die van een leefloon genieten, kunnen volgens het Ministerie van Sociale Zaken deeltijds werken en een extra krijgen bovenop hun leefloon. Dat bedrag wordt verhoogd met een premie van 150euro, een premie die begunstigden moet aanzetten om tijdelijk werk te aanvaarden.
7. Het kantoor in Namen: rue Louis Haute, 6b in 5020 Vedrin – Het kantoor in Doornik: Quai des Salines, 11 in 7500 Doornik.
8. Challenge Scrl fs, Grand-Rue, 40 B in 6800 Libramont, tel.: 071 28 75 41, e-mail: info@challengeonline.be, website: http://www.challengeonline.be

catherinem

Pssstt, visiteur, visiteuse du site d'Alter Échos !

Nous sommes heureux que vous soyez si nombreux à nous suivre sur le web. Nous avons fait le choix de mettre en accès gratuit une grande partie de nos contenus, notamment ceux en lien avec le Covid-19, pour le partage, pour l'intérêt qu'ils représentent pour la collectivité, et pour répondre à notre mission d'éducation permanente. Mais produire une information critique de qualité a un coût. Soutenez-nous ! Abonnez-vous ! Et parlez-en autour de vous.
Profitez de notre offre découverte 19€ pour 3 mois (accès web aux contenus/archives en ligne + édition papier)